JEZUS CHRISTUS ZEGT ... IK BEN HET LICHT van de WERELD
Wie Mij volgt, zal nooit in de duisternis wandelen, maar hij zal het Licht van het Leven hebben !
Vraag 13
Wat zegt de Bijbel over het huwelijk?
In het eerste Bijbelboek Genesis lezen we:
Toen liet de HEERE God een diepe slaap op Adam vallen, zodat hij in slaap viel;
en Hij nam een van zijn ribben en sloot de plaats ervan toe met vlees.
En de HEERE God bouwde de rib die Hij uit Adam genomen had,
tot een vrouw en Hij bracht haar bij Adam.
Toen zei Adam: Deze is ditmaal been van mijn beenderen, en vlees van mijn vlees!
Deze zal mannin genoemd worden, want uit de man is zij genomen.
Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zich aan zijn vrouw hechten;
en zij zullen tot één vlees zijn.
En zij waren beiden naakt, Adam en zijn vrouw,
maar zij schaamden zich niet.
(Genesis 2:21-25)
In het evangelie naar Mattheüs lezen we over een ontmoeting tussen Jezus Christus en de Farizeeën die Hem op de proef wilden stellen en Hem vroegen:
En de Farizeeën kwamen naar Hem toe om Hem te verzoeken en zeiden tegen Hem:
Is het een man toegestaan zijn vrouw om allerlei redenen te verstoten?
En Hij antwoordde en zei tegen hen: Hebt u niet gelezen
dat Hij Die de mens gemaakt heeft, hen van het begin af mannelijk en vrouwelijk gemaakt heeft,
en gezegd heeft: Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten
en zich aan zijn vrouw hechten,
en die twee zullen tot één vlees zijn,
zodat zij niet meer twee zijn, maar één vlees?
Dus, wat God samengevoegd heeft, laat de mens dat niet scheiden.
(Mattheüs 19:3-6)
Hieruit begrijpen wij dat God het huwelijk heeft geschapen tussen man en vrouw, dat ze één vlees moeten zijn en ook begrijpen dat een mens niet mag verbreken wat God heeft samengevoegd. Dit is Gods regel voor alle mensen. De huweljksband blijft in Gods ogen bestaan tot één van beide echtgenoten sterft. We lezen dat in de brief van de apostel Paulus aan de Romeinen, waar hij schrijft:
Want de gehuwde vrouw is door de wet gebonden aan de man zolang hij leeft.
Als de man echter gestorven is, is zij ontslagen van de wet die haar aan de man bond.
Daarom dan, als zij de vrouw van een andere man wordt terwijl haar man leeft,
zal zij een overspelige genoemd worden.
Als haar man echter gestorven is, is zij vrij van de wet,
zodat zij geen overspelige is als zij de vrouw van een andere man wordt.
(Romeinen 7:2-3)
Man en vrouw zijn door het huwelijk aan elkaar verbonden tot de dood hen scheidt. De man mag niet scheiden van zijn vrouw en de vrouw mag niet scheiden van haar man. Veel christenen volgen deze woorden van Jezus niet op en zij scheiden en vervolgens hertrouwen zij. Laten we eens kijken wat Jezus zegt over mensen die zo handelen:
Maar Ik zeg u dat wie zijn vrouw verstoot om een andere reden dan hoererij,
maakt dat zij overspel pleegt; en wie met de verstotene trouwt, pleegt ook overspel.
(Mattheüs 5:32)
Maar Ik zeg u: Wie zijn vrouw verstoot anders dan om hoererij
en met een ander trouwt, die pleegt overspel, en wie met de verstotene trouwt, pleegt ook overspel.
(Mattheüs 19:9)
En Hij zei tegen hen: Wie zijn vrouw verstoot en met een andere trouwt,
pleegt overspel tegen haar.
En als een vrouw haar man verstoot en met een andere trouwt,
pleegt zij ook overspel.
(Markus 10:11,12)
Ieder die zijn vrouw verstoot en met een andere trouwt, pleegt overspel
en ieder die met een vrouw trouwt die door haar man verstoten is,
pleegt ook overspel.
(Lukas 16:18)
Wanneer mensen in deze tijd scheiden, beschouwt God hun huwelijk niet als beëindigd. Hij beschouwt dit gedrag als zonde en overspel, maar het huwelijk zelf blijft in zijn ogen bestaan tot één van beiden sterft. Veel mensen denken dat Jezus hen toestaat om na scheiding te hertrouwen als hun huwelijkspartner nog in leven is. Zij baseren zich daarbij op Jezus' woorden uit Mattheüs 19:9 "anders dan om hoererij" (zie boven) als hun huwelijkspartner overspel pleegde. Maar Jezus zegt dat niet. Hij spreekt namelijk niet van 'overspel' maar van 'hoererij' (in het Grieks 'porneia'). Nu is overspel wel een vorm van 'hoererij', maar het woord 'hoererij' heeft in de Bijbel in veel ruimere strekking en omvat alle vormen van sexueel contact die buiten het door Hem ingestelde en wettige huwelijk van man en vrouw omgaan. We lezen daar ook over in de Brief van de apostel Paulus aan de Romeinen, als hij schrijft over mensen die de levende God niet willen erkennen en dienen:
Zij hebben de waarheid van God vervangen door de leugen,
en het schepsel vereerd en gediend boven de Schepper,
die te prijzen is tot in eeuwigheid. Amen.
Daarom heeft God hen overgegeven aan oneervolle hartstochten,
want ook hun vrouwen hebben de natuurlijke omgang vervangen door de tegennatuurlijke.
En evenzo hebben ook de mannen de natuurlijke omgang met de vrouw opgegeven,
en zijn in wellust voor elkaar ontbrand: mannen doen schandelijke dingen met mannen
en ontvangen het gepaste loon voor hun dwaling in zichzelf.
(Romeinen 1:25-27)
Dit is in de Bijbel allemaal hoererij (of 'sexueel immoreel gedrag'), maar dit gedrag is geen overspel. Hoererij in de Bijbel slaat op allerlei soorten bezoedeling van het lichaam die mensen buiten het huwelijk om over zich kunnen brengen. Hoererij in de Bijbel is niet alleen 'overspel'. Jezus moet daarom een speciale reden gehad hebben om dit woord 'hoererij' te gebruiken toen hij met de Farizeeën over hoererij sprak in Mattheüs 19 (zie boven). We weten uit de Bijbel en wel uit het derde Boek van de Wet van Mozes dat de Wet bepaalde huwelijken tussen naaste familieleden verbiedt (zie Leviticus 18:6-18)
(1) een zoon mag niet trouwen met zijn moeder, de vrouw van zijn vader,
(2) een zoon mag niet trouwen met zijn zus (van vaders of moeders zijde),
(3) een vader mag niet trouwen met de dochter van zijn zoon of van zijn dochter,
(4) een zoon mag niet trouwen met een zus van zijn vader of een zus van zijn moeder,
(5) een zoon mag niet trouwen met de vrouw van de broer van zijn vader
(6) een vader mag niet trouwen met de vrouw van zijn zoon
(7) een broer mag niet trouwen met de vrouw van zijn broer
(8) ........
Dit verbod goldt niet vanaf het begin omdat de kinderen van Adam met elkaar trouwden en ook lezen we in Exodus 6:20 over Amran (die uit de stam van Levi was) dat hij met de zus van zijn vader trouwde toen Israël nog in Egypte woonden, voordat ze door Mozes uit de slavernij werden geleid. Maar toen de Wet door de hand van Mozes tot het volk Israël kwam, werden deze verboden bekend en dat betekende dat er geen huwelijken meer konden plaats vinden tussen naaste familieleden en als dat toch gebeurde dan waren die huwelijken onwettig. Als iemand die zoiets had gedaan, later tot berouw kwam en zou besluiten om van zijn vrouw te scheiden, dan zou dat niet gezien worden als 'echtscheiding' en zou hij ook niet erop aangesproken kunnen worden dat hij de ander tot overspel aanzette, eenvoudigweg omdat dit huwelijk onwettig was.
Uit alles wat we hiervoor schreven en aanhaalden mag duidelijk zijn dat Jezus Christus op geen enkele manier toestemming gaf aan iemand die door man of vrouw verlaten is, om te hertrouwen zolang de ander nog leeft. Ook staat nergens dat Jezus toestemming voor scheiding gaf aan echtparen die als man en vrouw wettig getrouwd zijn. Wie overspel pleegt moet tot berouw komen en zijn zonde belijden en wie door man of vrouw verlaten wordt, moet zelf ook niet - net als de ander (mogelijk) heeft gedaan- overspel plegen. Dit is een moeilijk woord voor de mens. Misschien is het ook daarom dat onmiddelijk na dit gesprek van Jezus met de Farzieeën en de discipelen de volgende woorden in Mattheüs 19 vinden:
Zijn discipelen zeiden tegen Hem:
Als de zaak van de man met de vrouw er zo voor staat, is het beter niet te trouwen.
Maar Hij zei tegen hen: Niet allen vatten dit woord, maar alleen zij aan wie het gegeven is.
Want er zijn ontmanden die uit de moederschoot zo geboren zijn;
en er zijn ontmanden die door de mensen ontmand zijn;
en er zijn ontmanden die zichzelf ontmand hebben om het Koninkrijk der hemelen.
Wie dit vatten kan, laat die het vatten.
(Mattheüs 19:10-12)
Woorden van de apostel Paulus over het huwelijk
Let er dan op dat u nauwgezet wandelt, niet als dwazen, maar als wijzen,
en buit de geschikte tijd uit, omdat de dagen vol kwaad zijn.
Wees daarom niet onverstandig, maar begrijp wat de wil van de Heere is.
En word niet dronken van wijn, waarin losbandigheid is, maar word vervuld met de Geest,
en spreek onder elkaar met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen,
en zing voor de Heere en loof Hem in uw hart,
en dank altijd voor alle dingen God en de Vader in de naam van onze Heere Jezus Christus.
Wees elkaar onderdanig in de vreze Gods.
Vrouwen, wees uw eigen mannen onderdanig, zoals aan de Heere,
want de man is hoofd van de vrouw, zoals ook Christus Hoofd van de gemeente is;
en Hij is de behouder van het lichaam.
Daarom, zoals de gemeente aan Christus onderdanig is,
zo behoren ook de vrouwen in alles hun eigen mannen onderdanig te zijn.
Mannen, heb uw eigen vrouw lief,
zoals ook Christus de gemeente liefgehad heeft en Zich voor haar heeft overgegeven,
opdat Hij haar zou heiligen, door haar te reinigen met het waterbad door het Woord,
opdat Hij haar in heerlijkheid voor Zich zou plaatsen, een gemeente zonder smet of rimpel of iets dergelijks,
maar dat zij heilig en smetteloos zou zijn.
Zo moeten de mannen hun eigen vrouwen liefhebben als hun eigen lichamen.
Wie zijn eigen vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief.
Want niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat,
maar hij voedt en koestert het, zoals ook de Heere de gemeente.
Want wij zijn leden van Zijn lichaam, van Zijn vlees en van Zijn gebeente.
Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zich aan zijn vrouw hechten,
en die twee zullen tot één vlees zijn.
Dit geheimenis is groot; maar ik spreek met het oog op Christus en de gemeente.
(Efeze 5:15-33)
Woorden uit de Bijbel over menselijke begeerten en verlangens en over onze lichamen:
U hebt gehoord dat tegen het voorgeslacht gezegd is:
U zult geen overspel plegen.
Maar Ik zeg u dat al wie naar een vrouw kijkt om haar te begeren,
in zijn hart al overspel met haar gepleegd heeft.
(Mattheüs 5:27,28)
Weet u niet dat uw lichamen leden zijn van Christus?
Zal ik dan de leden van Christus nemen en die maken tot leden van een hoer? Volstrekt niet!
Of weet u niet dat wie zich met een hoer verenigt, één lichaam met haar is?
Want die twee, zegt Hij, zullen tot één vlees zijn.
Wie zich echter met de Heere verenigt, is één geest met Hem.
Vlucht weg van de hoererij. Elke zonde die een mens doet, blijft buiten het lichaam,
maar wie hoererij bedrijft, zondigt tegen zijn eigen lichaam.
Of weet u niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, Die in u is
en Die u van God hebt ontvangen, en dat u niet van uzelf bent?
U bent immers duur gekocht. Verheerlijk daarom God in uw lichaam en in uw geest, die van God zijn.
(1 Korinthiërs 6:15-20)
Laat het huwelijk bij allen in ere zijn en het huwelijksbed onbevlekt,
want ontuchtplegers en overspelers zal God oordelen.
(Hebreeën 13:4)
Duisternis en licht gaan niet samen in het huwelijk
Iemand die door het geloof in Jezus Christus is gered is een kind van het licht en heeft niets gemeenschappelijk met de kinderen van de duisternis, d.w.z. met hen die niet geloven. Deze woorden betekenen niet dat een kind van het licht, een gelovige, geen respect of liefde voor een ongelovige mag hebben (integendeel), maar de woorden betekenen dat een gelovige geen echt diep geestelijk contact met een ongelovige kan hebben. Daarom moet een christen niet trouwen met een ongelovige, alleen als er overmacht is d.w.z. dat hij/zij daartoe wordt gedwongen door zijn/haar ouders aan wie door God het gezag over hun kinderen is toevertrouwd. Maar als algemene regel geldt dat wie gelooft dat Jezus Christus de Zoon van God is en voor zijn/haar aan het kruis stierf, kan niet trouwen met iemand die dat geloof niet heeft. (Ef. 5:6-8; 2 Kor. 6:14)
Wanneer iemand al getrouwd is wanneer hij of zij tot geloof komt, dan blijft hij/zij in principe in die gehuwde toestand, zolang de ander zijn/haar geloof aanvaardt. Aanvaardt de ander dat niet en verlaat hij/zij de gelovige dan blijft de gelovige in die verlaten toestand en behoort hij/zij niet te hertrouwen, maar kan wel bidden dat de ander tot geloof zou in Jezus Christus, de Zoon van God en de Zoon des mensen zou komen (lees over deze situatie 1 Kor. 7).